Het is een niet tegen te spreken feit, dat in de oorlogsjaren veel mensen het boek ontdekt of herontdekt hebben. Men denkt dan natuurlijk aan de inhoudswaarde, die velen heeft getroost in die naargeestige en trieste jaren en anderen tot tijdverdrijf (wie schreef eens, dat men beter kan spreken van een doodverdrijf?) diende van de lange en donkere winteravonden. Maar ook op andere wijze werd het boek herontdekt. Men ging beseffen, dat het niet zo vanzelfsprekend was als men had gedacht, dat een boek op goed papier gedrukt was, met een goede letter, gelijkmatig van kleur, met een prettig-aandoende zwart-wit verdeling van de bladzijden en gebonden in een minstens goede, liefst fraaie band.
     Het boek dus als voorwerp van kunstnijverheid. Natuurlijk reageert niet iedereen gelijk op het meer of minder fraaie uiterlijk van een boek. Tussen Joseph Israëls, van wie verteld wordt dat hij de gelezen bladzijden uit zijn boeken scheurde en ze uit de Scheveningse tram liet fladderen, en Greshoff, die beweerde boeken te hebben bemind, waar hij geen woord van kon lezen, alleen omdat ze er fraai uitzagen en hem esthetisch bekoorden, liggen vele gradaties. Lang niet iedereen meent dat een boek, ook naar zijn uiterlijk, moet zijn ‘a thing of beauty, a joy for ever’.
     Er ontstond tijdens de bezetting mede daardoor een grote vraag naar en grote belangstelling voor het bibliofiele boek. Dit houdt een groot gevaar in. Want men moet goed weten, dat een boek nog niet bibliofiel is als het gedrukt wordt op ‘geschept papier’, in ‘kleine oplage’, ‘genummerd’ en soms bovendien nog ‘gesigneerd’ – en veel geld kost. Zo eenvoudig is het niet. Er zijn tijden geweest dat er geen onderscheid was tussen een bibliofiel en een niet-bibliofiel (of gewoon) boek. Alle boeken werden goed verzorgd uitgegeven, op goed papier gedrukt en in een goede band gebonden. Toen het boek massaprodukt werd, ging het net als met alle massaproduktie: er kon niet meer genoeg aandacht aan worden besteed. Het moest zo goedkoop mogelijk zijn om zoveel mogelijk mensen in de gelegenheid te stellen het te kopen en er kennis van te kunnen nemen. Op de voordelen van het goedkope, voor ieder toegankelijke boek behoef ik hier niet te wijzen – ze zijn er en hun lof is overvloedig bezongen. Natuurlijk kwam de reactie, zoals in zoveel takken van kunstnijverheid. Er ontstond weer belangstelling, zij het bij weinigen, voor het handwerk, ook voor het bibliofiele boek. Niet inplaats van het gewone massaprodukt, maar er naast.
     Aan welke voorwaarden moet nu een boek voldoen om tot de bibliofiele uitgaven gerekend te worden? Ik zal trachten in het kort er enige op te noemen, in de hoop niet al te onvolledig te zijn.
     In de eerste en voornaamste plaats moet de tekst ‘de moeite waard’ zijn. Van de tekst gaat men uit bij het kiezen van vorm, formaat en lettersoort. De grootte van de letters, hun onderlinge afstand, de afstand van de regels ten opzichte van elkaar, de verhouding van het bedrukte en onbedrukte gedeelte van de pagina (de z.g. bladspiegel en de marges) worden zorgvuldig overwogen. Bij het afdrukken wordt nauwkeurig toegezien dat de letters gelijkmatig van kleur zijn afgedrukt, zodat niet de ene bladzijde een diep-zwarte en de andere een grijze druk te zien geeft.
     Bijzondere aandacht verdient ook het papier. Dat moet goed zijn, duurzaam, als het kan met de hand geschept, van een kleur en hoedanigheid, die de tekst en de eventuele illustraties het best doen uitkomen. Leent de tekst er zich voor dan zijn goede illustraties welkom, maar een zuiver typografisch uitgevoerd boek kan van  grote schoonheid zijn. En als dan een goedverzorgde band dit fraaie geheel samenvat in leer, perkament of ook wel een goede kwaliteit linnen, is er kans dat een boek ontstaan is, dat stijl bezit en schoon is en dus voor de bibliofiel een begeerlijk bezit vormt. Niets worde aan het toeval overgelaten. Wolfgang Cordan noemt het ergens (het is weliswaar erg Duits geformuleerd, maar het is wél juist) ‘der vollkommene Band des Optisch-Schönen mit dem Geist-Schönen’. Zo wordt een gedicht ook werkelijk een gedicht, een monumentaal stuk proza een monument.
     Dat boeken, waaraan met zoveel zorg en liefde moet worden gewerkt, gewoonlijk niet in een grote oplage verschijnen, zal voor ieder duidelijk zijn, evenals het feit dat deze boeken hoger in prijs zullen moeten zijn dan die, welke in vele duizenden exemplaren gedrukt worden. En voor hen die het bibliofiele boek niet kunnen betalen, eindig ik met deze troost: het laboratoriumwerk, verricht in de werkplaatsen van de verzorgers van het bibliofiele boek komt tenslotte ook ten voordele aan de uitvoering van het gewone boek. Samenvattend haal ik de woorden van Maurice Robert aan in zijn charmante boekje Code de la bibliophile moderne:‘Le livre de luxe est le beau livre porté á son maximum de perfection. La perfection ne réside pas dans la rareté, mais dans la qualité’.

In: Honderdvijfentwintig Rozen,1983