Opening van de tentoonstelling ‘Driemaal de Roos’ in Meermanno Westreenianum op 7 mei 1976 door Dr M.B. van de Werk

Een ding is zeker: wij behoeven vanmiddag hier niet voor elkander op onze hoede te zijn. Want voor niemand geldt de waarschuwing vervat in een frans gezegde: ‘Gardez-vous de l’homme qui ne connait qu’un livre.’
     Allen zijn wij boekenmensen, allen beleven wij vreugde aan boeken. Allen kennen wij ook die momenten in ons leven, dat wij verzuchten ‘les livres ont toujours plus d’esprit que les hommes qu’on recontre’. Geldt die verzuchting alleen voor boeken? In de stilte van de natuur ontstijgen wij aan de alledaagsheid, zoals het boek ons naar verre verten brengt. Wat een vreugde een enkele bloem ons kan geven weten wij. De eeuwen door hebben dichters daarover getuigd. En steeds wordt onder de bloemen één uitverkoren: de roos. Van het China van Confucius, via de westerse middeleeuwen tot heden. Homerus versierde het schild van Achilles met rozen en bouwmeesters van de gotische kathedralen brachten er hun veelkleurige roosvensters aan als symbool, dat de roos een hemelse boodschap overbracht.
     Op de muren van het paleis van koning Minos op Kreta werden omstreeks 1600 v. Christus rozen geschilderd. De rozenkwekerijen in het dal van de Ora in het zuiden van Marokko herinneren aan de pelgrimstochten die de Arabieren na Mohammed’s [sic] dood ondernamen om de Islam te verbreiden. Zij brachten ook de rozencultuur naar het verste Sahel-land, de roos het symbool van religieuze gevoelens. In het hedendaagse spraakgebruik komt de roos nogal eens voor. U kent de uitdrukking ‘sub rosa’, onder de roos, in vertrouwen. Deze herinnert aan een oude gewoonte bij de Romeinen: soms werd bij een maaltijd een roos opgehangen ten teken dat alles wat besproken werd vertrouwelijk was en onder geheimhoudingsplicht viel. Maar … als u straks de rozen in het plafond van de zalen beneden ziet, denk dan niet, dat u moet zwijgen over alles wat u daar ziet en hoort.
     Van u wordt verwacht, dat u het juist wél verder vertelt om anderen aan te moedigen dit mooie museum en deze rozententoonstelling te bezoeken.
     De roos is de eeuwen door en in verschillende culturen een belangrijk element in het leven der mensen geweest. Beeldende kunstenaars vonden in de roos inspiratie. U zult veel dat schoon en boeiend is hier aantreffen. Alles in verbinding met het boek.
     Het eerste deel van de tentoonstelling laats iets zien van de schat van bloem-illustraties in het boek.
     Wij zijn bij elkaar voor de opening van een driedelige tentoonstelling. Is dat eerste deel al niet genoeg? Valt daar niet voldoende te genieten? Moeten er dan nog twee delen volgen, die bovendien gewijd zijn aan werk dat in het verleden al menigmaal werd geëxposeerd?
     Ja, die twee andere delen mòeten volgen en terecht hebben wij vandaag met een driedelige tentoonstelling te maken. Immer schoonheid kan nooit genoeg naar voren gebracht worden en zeker is dat zo als het gaat om verschijningsvormen van schoonheid, die in ons dagelijks leven een rol spelen.
     Over S.H. de Roos zal ik niet veel zeggen; er is al veel en goed over hem geschreven. Wij hebben het vermaarde boek van Stols over zijn werk; er is het mooie essay van Ovink: de ontembare lettergieter; de dichter Prenen tekende hem in een sonnet. En vandaag bent u verrast met een geschrift van Dick Dooyes [sic]. Een enkele opmerking om mijn bewondering te ondersteunen voor de kunstenaar De Roos. Al gaan deze opmerkingen alleen over de letterontwerper, toch wilt u wel geloven, dat mijn bewondering zijn gehele werk omvat op het gebied van de toegepaste kunst zowel als dat van de ongebonden kunsten. Zelden is het een kunstenaar gegeven, dat hij mag meemaken, dat zijn werk geïntegreerd is in de samenleving, in de cultuur waarvan hij deel uitmaakt. De Roos heeft in zijn ontwerpen voortgebouwd op de grondvormen, die eeuwenlang gebruikt werden. En zijn letters voldeden aan de behoeften. Toen Huizinga zijn boek over Erasmus schreef, sprak het vanzelf dat dit gezet zou worden uit de Roos’ Erasmus Mediaeval. Het bundeltje gedichten Waaiend Pluis van Anton van Duinkerken, dat in de donkerste tijd in de bezetting clandestien verscheen, vond in de Libra de juiste letter. De buitengewone uitgaven van de Grondwet, waarop Koningin Juliana de eed aflegde in 1948, was gezet uit de Roos Romein.
     Toen de eerste verluchte uitgave van de hoogtepunten in de nederlandse [sic] literatuur het grootse dichtwerk de Mei van Gorter zou verschijnen onder het embleem van ‘de Roos’, was het Sjoerd de Roos aan wie de typografische verzorging werd toevertrouwd. Hij tekende de initialen voor het uit een van zijn letters gezette boek.
     En nu dan het derde deel van de tentoonstelling. Eigenlijk is het geloof ik zo: het dertig-jarig bestaan van de Stichting de Roos was een gerede aanleiding voor een tentoonstelling. De speelse geest van Meermanno’s staf heeft toen twee rozen naast de ene gezet en presenteert u nu een ruiker van drie rozen; elke roos is op zich zelve al ruimschoots de gang naar de Prinsessegracht waard. Het boek verandert van plaats èn als communicatiemiddel èn als bron van informatie. Alles wijst erop, dat het gedrukte boek niet, zoals het met de hand gecopieerde kloosterboek, een museale curiositeit zal worden.
     De grafische industrie is gebleken soepel te zijn en in staat toch steeds nieuwe verschijningsvormen te kunnen aannemen. Op de technische kanten van dit alles en op de vele methoden van informatie-overdracht en op de visuele overbrenging van boodschappen kan ik niet ingaan nu. Maar deze vluchtige aanduidingen zijn toch wel voldoende inleiding op de vraag: wat voor zin heeft het om bij deze plaatsverandering van het boek nu nog bibliofiele uitgaven met kleine oplage te verzorgen? Of is het een onzinnige liefhebberij, die als kostbare excentriciteit rijkelijk dwaas is? In een ander verband – maar ook hier volstrekt toepasselijk – heeft Paul Valery gezegd: le livre est un instrument à lire. Een middel, dat te effectiever is maar [sic] mate het een mooi instrument is dienstbaar aan de tekst.
     Het maken van mooie dingen is nooit zinloos. Te meer is dit het geval wanneer deze mooie dingen stimuleren tot andere mooie dingen. Door de samenwerking van letterontwerper, boekverzorger, illustrator, papiermaker, binder en drukker ontstaat een geheel, dat de tekst recht doet wedervaren.
     Wanneer wij de uitgaven van de Stichting de Roos bekijken dan blijkt dat het mogelijk groepen van boeken te onderscheiden: allereerst die van de typographie pure, met en zonder gebruik van kleur; vervolgens die waarbij de literaire tekst geïllustreerd is; aan die waarbij de ontwerper en de tekenaar twee verschillende personen waren en die waarbij de functies van ontwerper en tekenaar in één persoon verenigd waren; tenslotte de groep, die voorbeelden geeft van speelsheid met druktechnieken; en dan zijn er de uiteenlopende voorbeelden van experimenten met illustratie-technieken en materialen; en die met tekstgroeperingen en formaten.
     Met deze quantificerende en rubricerende bezigheden ga ik niet door, hoewel dat gemakkelijk zou kunnen. Ook bind ik er geen beschouwingen aan vast. Ik bedoel alleen een aanwijzing te geven voor de vele gezichtshoeken waaronder het totale werk van de Stichting de Roos kan worden bezien.
     Onbesproken moet blijven de op zich zelve hoogst opmerkelijke tekstkeuze.
     Op deze tentoonstelling, op het derde deel van deze een 3-eenheid vormende tentoonstelling ziet u een keuze – of om in de Roos-stijl te blijven – een bloemlezing uit het werk van dertig jaren. In die tijd is volgens verschillende principes gewerkt, hoewel dit iets te zwaar klinkt. Wèl is 30 jaar lang één uitgangspunt door Chris Leeflang strak vastgehouden: kwaliteit. Alle medewerkers uit deze jaren kunnen er van meespreken.